Grafieken en diagrammen zijn nuttige manieren om data te visualiseren. Je laat in één beeld zien wat je bedoelt. En je kunt er ook je argument mee ondersteunen door bijvoorbeeld iets uit te lichten.
In dit artikel leg ik uit wanneer je welke grafiek kiest en wijs ik een paar dingen aan waar je op moet letten wanneer je grafieken en diagrammen gebruikt.
Algemene tips voor diagrammen en grafieken
Gooi niet alle data op een sheet, maar bedenk van tevoren wat je wilt vertellen. Probeer te bedenken wat de belangrijkste boodschap is die je wilt overbrengen en of je grafiek die ook als eerste overbrengt.
Onnodige onderdelen kun je weglaten in een grafiek, maar laat niet zo veel weg dat mensen moeten gaan raden wat je bedoelt. Verticale en horizontale lijnen in het grafiekveld bijvoorbeeld maken het beeld vaak rommelig, net als as-streepjes. En bedenk goed of je een grafiek-titel, as-titels en legenda nodig hebt. Dat is zeker niet altijd het geval.
Maak grafieken zo groot mogelijk. Vaak zet PowerPoint een grafiek in een kader met veel witruimte om de grafiek en het vlak zelf. En binnen dat vlak nemen dan de legenda en titel ook nog eens veel ruimte in, terwijl die niet altijd iets toevoegen. Kijk of je de grafiek groter in beeld kunt zetten.
Als je informatie in de tijd moet uitzetten, gebruik je daarvoor het best de horizontale as. Zo zijn wij namelijk gewend om tijd te ‘lezen’.
Gebruik een duidelijke en opvallende kleur voor datgene dat je wilt benadrukken: dat ene staafje in je staafdiagram dat duidelijk lager is, of die lijn in je lijndiagram die het hardst omhoog loopt.
En ten slotte: maak liever geen 3D grafieken. Die zijn heel moeilijk te lezen.
Wanneer welke grafiek?
Maar wanneer gebruik je welke grafiek of diagram? Hieronder de meest gebruikte grafieken en diagrammen:
Staafdiagram (horizontaal en verticaal)
Gestapelde staafdiagrammen worden vooral gebruikt wanneer het totaal van de delen of juist de onderlinge verdeling van belang is.
Wanneer de staven echter opeenvolgende tijdstippen voorstellen, kun je de grafiek beter verticaal tekenen.
Wanneer de groepen geen natuurlijke volgorde hebben, kun je de staven ordenen van klein naar groot (of van groot naar klein).
Lijndiagram
Dit diagram wordt vaak gebruikt om te laten zien hoe iets zich ontwikkelt na verloop van tijd en om trends weer te geven.
Let erop dat je de tijd op de horizontale as evenredig verdeelt. Andere eenheden kunnen ook op de horizontale as, zolang er maar sprake is van een natuurlijke volgorde.
Je kunt bijvoorbeeld op de horizontale as de maanden van het jaar zetten en op de verticale as de omzet van een bedrijf weergeven.
Door een tweede lijn toe te voegen kun je een vergelijking maken, bijvoorbeeld tussen de prognose en realisatie, of tussen product A en B.
Spreidingsdiagram en bellendiagram
In een spreidingsdiagram wordt de data als een puntenwolk weergegeven. Je toont een verband aan wanneer je door een puntenwolk een rechte lijn kunt trekken en de meeste punten dicht bij de lijn liggen.
Zo kun je bijvoorbeeld onderzoeken of er een verband is tussen de luchtvochtigheid en de temperatuur van een land. Op de assen staan dan luchtvochtigheid en temperatuur, en elk land wordt dan met een punt in het spreidingsdiagram gezet.
Een spreidingsdiagram werkt goed voor het vergelijken van veel data-punten. In het voorbeeld: veel landen.
Bijvoorbeeld om een aantal landen te vergelijken op luchtvochtigheid, temperatuur en aantal tropische stormen. De grootte van de bellen wordt dan een weergave van het aantal stormen.
Het best beperk je bij een bellen-diagram het aantal datapunten om het overzichtelijk te houden. In het voorbeeld bijvoorbeeld alleen de landen in een tropisch gebied.
Bekijk hier een video van de held van de bellendiagrammen (en van data in het algemeen), Hans Rosling.
Taart- of cirkeldiagram en donutdiagram
Cirkeldiagrammen zijn bijzonder geschikt om een verdeling binnen één datavisualisatie te laten zien. Bijvoorbeeld de verdeling van cursisten in leeftijdsgroepen. Of het aantal mannen versus vrouwen.
Omdat veel mensen het lastig vinden om hoeken en oppervlaktes in te schatten, gebruik je cirkeldiagrammen het best alleen bij beperkte datasets en waarbij het niet gaat om heel kleine verschillen, maar om de globale verdeling. Gebruik niet meer dan zes verschillende groepen, die duidelijk van elkaar afwijken. Sorteer de taartpunten van groot naar klein.
Wanneer je echt datasets met elkaar wilt vergelijken, kun je beter geen cirkeldiagrammen naast elkaar zetten. Hierdoor verlies je het overzicht en is het lastig om de data te vergelijken. Beter kies je dan voor een gestapeld staafdiagram.
Een donutdiagram lijkt op een cirkeldiagram en zie je de laatste tijd steeds meer opduiken. Het middelste gedeelte is open gelaten. Dit geeft een wat lichtere uitstraling en geeft ruimte om er bijvoorbeeld een relevante conclusie of icoon in te zetten.
Tabel
Je gebruikt een tabel wanneer de luisteraar behoefte heeft aan gedetailleerde informatie. Je kunt bijvoorbeeld verschillende typen services laten zien en die vergelijken op verschillende typen informatie (prijs, onderdelen van de service, looptijd, etc.).
Dingen die je goed in grafieken kunt zetten (bijvoorbeeld omzetten per product of leeftijdsverdeling van cursisten), zijn in een tabel vaak onoverzichtelijk en het wordt niet zo snel duidelijk wat de trend of het verschil is.
Conclusie
Het doel van grafieken in je presentatie is om conclusies en inzichten visueel te communiceren.
Probeer daarom selectief te zijn in wát je wilt communiceren en kies daarbij die grafiek of diagram die dat het best duidelijk maakt.
Afhankelijk van wat je wilt laten zien (een verdeling aangeven, enkele dingen vergelijken of een trend weergeven) is er een grafiek of diagram die dat het best visualiseert.
Wanneer je verwacht dat je publiek toch behoefte zal hebben aan veel of uitgebreide data, overweeg dan om niet alles in je presentatie te laten zien, maar deze op te nemen in een hand-out.